Het jeugdstrafrecht geldt voor jongeren tussen 12 en 18 jaar. Jongeren die voor het eerst in aanraking komen met justitie en van lichtere feiten worden verdacht, zullen over het algemeen worden uitgenodigd bij de parketsecretaris (dit is een medewerker van het Openbaar Ministerie) om de zaak te bespreken. Officieel heet een dergelijk gesprek een OTP-zitting.
De jongere krijgt aan het einde van het gesprek een strafvoorstel. Meestal is dit een werk- of leerstraf van maximaal 60 uren. Als de jongere deze verricht, zal het dossier worden gesloten en is de zaak afgedaan. Het voordeel is dat de jongere geen strafblad krijgt, hij is immers niet door de kinderrechter veroordeeld. Als de jongere het niet eens is met het voorstel kan hij de zaak naar de kinderrechter te laten sturen. De ouders dienen aanwezig te zijn bij het gesprek met de parketsecretaris.
De jongere die wordt verdacht van een ernstiger feit, zich niet heeft gehouden aan de afspraken die zijn gemaakt tijdens de OTP-zitting of vaker misdrijven pleegt zal worden gedagvaard voor de kinderrechter.
Jongeren van 12 tot 16 jaar kunnen maximaal een jaar jeugddetentie krijgen. Jongeren van 16 en 17 jaar kunnen niet meer dan twee jaar jeugddetentie krijgen. De kinderrechter kan bovendien een maatregel opleggen: de PIJ-maatregel of de gedragbeïnvloedende maatregel (GBM).
Anders dan bij het strafrecht voor volwassenen is bij het jeugdstrafrecht de rechtszitting in de regel niet voor publiek toegankelijk. De ouders zijn verplicht aanwezig te zijn tijdens de behandeling van de zaak door de kinderrechter.
Als uw kind wordt verdacht van een strafbaar feit of een oproep of dagvaarding heeft ontvangen, is het belangrijk dat u ten spoedigste contact opneemt met Wietske Arema.